Citroën Traction Avant uit 1939

Geschiedenis van de Citroën Traction Avant:

André Gustave Citroën wilde koste wat kost een nieuwe auto op de markt brengen die de wereld moest veroveren. De voorwaarden die de oprichter van het Franse automerk stelde waren: voorwielaandrijving, een motor met een vermogen van 32 pk, een verbruik van maximaal 1 op 14, vier zitplaatsen, niet zwaarder dan 800 kilogram, een zelfdragende carrosserie, een hydraulisch remsysteem en een prijs van hooguit 15.000 Franse francs. Voor die tijd flink wat eisen, die echter niet allemaal haalbaar waren en er bovendien voor zorgden dat de Franse autobouwer eind 1934 zelfs bankroet werd verklaard. Citroën werd dan ook in 1935 door het bandenconcern Michelin overgenomen.

De grote man achter het ontwerp van de Traction Avant is André Lefebvre, die na een korte periode als autocoureur in 1933 bij Citroën in dienst trad. Overigens was hij niet alleen verantwoordelijk voor de revolutionaire Traction Avant, maar later ook voor de wereldberoemde modellen als de 2CV (de lelijke eend) en de DS (de snoek).
Al na enkele maanden kon de ontwerper twee prototypes aan André Citroën tonen. Deze liet zijn vrouw beslissen welk model in productie moest worden genomen. Voordat de lopende band in beweging kon worden gezet, gingen de maatschetsen en een maquette van de A7 per boot naar de Verenigde Staten.

Daar werden bij carrosseriewalserij Budd, een pionier op dat gebied, de nodige mallen voor de eerste Tractions besteld. Dat nam wat meer tijd in beslag dan gepland aangezien de Fransen waren vergeten dat de Amerikanen een ander meetstelsel hanteerden. Uiteindelijk arriveerden de mallen eind 1933 in de nieuwe fabriek in de Parijse wijk Javel en dienden zich opnieuw problemen aan. Het geld was op, terwijl de automatische versnellingsbak voor de Traction Avant niet voor de auto geschikt bleek te zijn. Na de overname door het Michelinconcern kon het werk worden voortgezet en wisten de techneuten in twee weken tijd een handgeschakelde versnellingsbak te ontwikkelen.

Op 24 maart 1934 was het dan zover en kon de nieuwe '7' aan een groep dealers worden getoond. Nog geen vier weken laten mochten autojournalisten voor het eerst met de Traction Avant de weg op. Zij waren het er unaniem over eens dat het om een revolutionaire auto met een uitstekende wegligging ging. Het was voor het eerst dat een fabrikant een serieproductie auto op de weg bracht die over voorwielaandrijving beschikte. Ook het publiek smulde van de nieuwe Citroën en in de eerste week van mei meldde de eerste koper zich.

Het enthousiasme was echter van korte duur en al snel bleek de korte ontwikkelingstijd zich te wreken. Veel bestuurders kregen panne. De Citroën-medewerkers werkten hard aan de verbeteringen van de '7'. De kwaliteit van de auto's die in de periode 1935-1937 werden geproduceerd, schoot met sprongen omhoog en bereikte eindelijk het niveau zoals André Citroën dat in eerste instantie had willen hebben. De introductie van de 11-typen in 1934 was een belangrijke stap in de geschiedenis van de Traction Avant. Tijdens de oorlogsjaren werden nog wel Avants gebouwd, maar in '43 en '44 kwam de productie stil te liggen. In juni 1945 begon de fabriek weer auto's te bouwen en na zo'n zeven jaar onderging de Traction de nodige aanpassingen. Zo kreeg de auto een bolle achterklep waardoor meer bagage kon worden meegenomen en werd de wagen rondom van clignoteurs voorzien.

De opvolger van de Traction Avant werd in op 5 oktober 1955 tijdens de Parijse autosalon onthuld. Dit succes betekende in principe het einde van de Traction Avant, waarvan het laatste exemplaar op 25 juli 1957 de fabriek in Parijs verliet. In totaal werden in ruim 20 jaar zo'n 750.000 Avants gebouwd en werden er meer dan 13.000 exemplaren naar Nederland geëxporteerd.

 

Onze Citroën Traction Avant:

Onze Citroën Traction Avant is al sinds 14 augustus 1970 in ons bezit. Deze auto is geheel door ons gerestaureerd.